GAIA - in actie voor proefdieren

30 november 2016

Het gebruik van proefdieren

Dieren -honden, katten, muizen, varkens- worden gebruikt als proefkonijn. Er worden medicijnen en zelfs schoonmaakproducten op hen uitgeprobeerd. De dieren worden opzettelijk ziek gemaakt of krijgen de schoonmaakproducten in hun ogen gedruppeld. Soms hebben de proeven zelfs geen direct nut (zoals het ontwikkelen van een medicijn), maar heeft het eerder als het doel om nieuwe kennis te vergaren over hoe een dier vanbinnen werkt.
In België en Europa zijn er regels die bepalen hoe men proefdieren moet behandelen, om deze dieren toch een beetje te beschermen. GAIA vroeg zich af hoe goed die regels gevolgd werden in de Belgische laboratoria. Maar het is helemaal niet zo gemakkelijk om dit te weten te komen!

Achter de schermen

Daarom stuurden we een onderzoeker op pad. Deze onderzoeker werkte gedurende drie maanden aan de Vrije Universiteit Brussel en filmde daar undercover, zonder dat de andere medewerkers dit wisten. De beelden die onze onderzoeker maakte legden het leed van de proefdieren bloot. Veel dieren vertoonden grote wonden of liepen de hele tijd heen en weer in hun kooi - een teken dat ze stilaan gek worden. Bovendien filmde onze onderzoeker ook dat er veel te veel dieren in een kooi samengezet werden. De onderzoekster vertelt: "Ik heb vreselijke dingen gezien, dieren die ernstig gewond waren, maar waar niemand naar omkeek. En hoewel sommigen van mijn collega's hele fijne mensen waren vol met goede bedoelingen, botsten ook zij steeds weer op de onverschilligheid". Op de vraag waarom ze dit heeft gedaan antwoord ze heel duidelijk: 'de wereld moet dit weten'.

In gesprek met onze undercover dierenverzorger

Heeft deze ervaring op jou een blijvende indruk nagelaten?


In deze job werd ik geconfronteerd met een gruwelijk en onbegrijpelijk aspect van het leven. Ik kan er maar niet bij dat mensen tot zoiets in staat zijn. Getuige zijn van praktijken waarbij dieren pijn en leed wordt toegebracht, stemt me boos en triest tegelijk. Vooral omdat ik helemaal niets voor die dieren kon doen. Ze worden doorgaans in de laboratoria geboren, worden als proefdier ingezet ten dienste van de wetenschap en sterven er ook. Aan die situatie kon ik weinig veranderen. Ik kon enkel het dierenleed vaststellen dat door mijn collega’s en bazen werd veroorzaakt en de dieren zo liefdevol en menselijk mogelijk verzorgen. Ik had er vooral moeite mee dat het dierenleed voor de andere medewerkers volstrekt normaal en onbeduidend leek. In zo een omgeving begin je soms te twijfelen aan jezelf en aan wat je ziet. Maar telkens ik de dieren in de ogen keek, wist ik dat wat daar gebeurde niet normaal was. Deze ervaring heeft sporen bij me nagelaten, maar ik ben er vandaag nog sterker van overtuigd dat ik het voor de dieren wil opnemen. Ik heb er bovendien vertrouwen in dat dit werk niet voor niets is geweest, dat het veel mensen de ogen zal openen en tot positieve veranderingen zal leiden voor de dieren.

Welke impact heeft deze ervaring op jou gehad?


Ik was toch enigszins ontmoedigd en raakte gefrustreerd door mijn werk in het proefdierenverblijf. In ‘het echte leven’ zou ik helemaal anders reageren op dierenmishandeling. Aangezien ik voor GAIA een opdracht uitvoerde, moest ik echter vriendelijk blijven en iedereen te vriend houden. Dat was best wel verwarrend.

Hoe ging je om met het alomtegenwoordige dierenleed? Hoe slaagde je erin je emoties niet te laten meespelen?

Emotioneel was dat bijzonder moeilijk. Wat ik allemaal te zien kreeg en meemaakte, maakte een diepe indruk. Ik was uitgeput. Anderzijds trek ik me op aan het feit dat ik mijn verantwoordelijkheid altijd ernstig heb genomen. Dat geldt voor alle nodige zorgen die ik aan de dieren heb toegediend. Elke tekortkoming of fout die ik tijdens mijn missie opmerkte, bracht me ertoe mijn taak nog meer ter harte te nemen. Als een dier verzorging nodig had, zat mijn werk er na 17 u. overigens niet op. Het feit dat mijn collega’s amper ingrepen als een dier ziek werd of gewond raakte, was erg frustrerend. Ik heb meerdere pogingen ondernomen om problemen bij mijn oversten of collega’s aan te kaarten, maar tevergeefs. Telkens opnieuw stuitte ik op reacties als “hij is niet bereikbaar”, “dat kan geen kwaad” of “we zien morgen wel”. En het opvallende gebrek aan verantwoordelijkheid of empathie bij mijn collega’s maakte het voor mij extra moeilijk.